Galerie Bourlahuis Antwerpen Maart 1998

Inleiding door Raf Coenjaerts Dir. Kunst in Huis

Antwerpen

Ooit heb ik het totstandkomen van het werk van Leo  Jacobs vergeleken met een gevecht, letterlijk bijna, tussen de kunstenaar en zijn doek en de verf op de tatami van de kunst. Waarom tatami? Omdat er in het atelier van Leo Jacobs een centimeters dik verftapijt ligt, ontstaan uit verf- en spatresten. Snelheid van werken, enthousiasme en gestualiteit zijn nog steeds aanwezig. Driftig als in een trance wordt er gewerkt.

Zoijn schilderijen zitten vol sporen van emotioneel-schilderkunstig gedrag. Wanneer we vergelijken met werk van 5 of 6 jaar geleden merkten we echter toch een zekere tempering op. Er is een grotere controle van het beeldvlak. Er wordt meer ingegrepen, meer gecorrigeerd. De schilder gedraagt zich als scheidsrechter in het eigen gevecht. Ook zijn er nu de kleinere formaten, het werk op papier en de meerlijken waarbij het beeld gespreid wordt over meerdere doeken. Zo ontstaat een abstract panoramisch landschap waarbij de blik een horizontale leesbeweging maakt. Ons kijken wordt gestuurd.

Ook zien we dat er naast het gestuele schilderen een meer grafisch aspect opduikt. Er wordt weggeschraapte waarbij verf wordt weggenomen in plaats van aangebracht. Er worden soms vertikale of horizontale lijntjes getrokken en er wordt meer en intensiever gekrast dan vroeger. En nog steeds wordt het kleurengamma erg in de hand en erg beperkt gehouden. Gelen, okers, bruin, zwart en veel wit. Ook krijgen vaak onderliggende lagen een tijdens het schildersproces een nieuwe rol.

Het meest opvallende echter in het nieuwe werk van Leo Jacobs zijn de rechthoekige, langwerpige vlakken die in sommige werken opduiken. Ze zijn grijs of bijna zwart en bevinden zich vertikaal op het doek in het midden op aan de rand. Soms maken ze een hoek met een horizontaal gedeelte. Met deze vrij agressieve ingrepen benadrukt de schilder het objectkarakter van het doek en zijn eigen aanwezigheid. Hij begrenst op vrijwillige wijze het beeldvlak waarin hij vrij spel had. Het objectkarakter van het doek wordt ook versterkt door dde dikte van de spieramen. Met hun 5 tot 6 cm dikte worden het bijna kisten. Dit objectkarakter ondersteunt de zelfverzekerde uitstraling die het werk heeft. En alhoewel hij ongetwijfeld veel twijfelt, aarzelt, vernietigt en overschildert, weet hij dié werken over te houden waarin deze twijfel nauwelijks aanwezig is.

Ik denk dat die manier van selecteren, van kiezen, van op het juiste moment ophouden één van de sterke kwaliteiten is van de oerschilder Leo Jacobs.

Raf Coenjaerts  Dir. Kunst in Huis

Volg ons op Facebook